04-09-2020 Wimpers
Ik ben negentien en woon nog in Wezel. Mijn auto, een Daf 33, is in beslag genomen door onze geüniformeerde medemensen. Dat ging zo;
op een regenachtige zaterdagochtend sloeg ik mijn laatste drumstokje kapot, dus snel naar Nijmegen om bij Schreeven op Plein 1944 nieuwe te halen. Ik was zo haastig dat ik op kousenvoeten vertrok. Plein 1944 was nog een grote parkeerplaats, je kon bij Schreeven voor de deur parkeren.
Op de terugweg, rijd ik op de Graafseweg ter hoogte van de Wolfskuilseweg. Ik let niet goed op en zit op de uitvoegstrook naar de Wolfskuilseweg, een ruk aan het stuur en ik zit weer goed. In mijn spiegel zie ik een politieauto, die door mijn manoeuvre uit moet wijken, ze zetten meteen de sirene aan.
Ik denk: “oh jee, die moeten naar een spoedgeval” en geef ze ruim baan, door links van ze te gaan rijden. Zij zien dat echter als vluchtgedrag en dwingen mij te stoppen, door mij de pas af te snijden.
We staan scheef ten opzichte van elkaar, midden op de kruising. Twee agenten springen uit het voertuig, snellen naar mijn auto en rukken aan beide zijden de portieren open.
Aan mijn kant echter, zijn de scharnieren doorgeroest. Ik weet dat en stap altijd aan de andere kant in. Als de deur dicht is, is er niet aan de hand, maar maak je hem open, dan valt hij eruit.
Dat gebeurde en het portier viel op de voeten van de agent. Ik moet uitstappen, grote bos haar, verwarde indruk, schichtige bewegingen, op kousenvoeten en geen papieren. Ja, ik ken mezelf!!
Ik zie ze elkaar aankijken.
“Wat is dit? Heeft u wat gebruikt?”
Ze willen weten wie ik ben en waar ik mee bezig ben. Trommelstokjes gekocht. Eén agent praat met me en de ander loopt om de auto. We staan midden op de kruising en links en rechts komt het verkeer schoorvoetend en nieuwsgierig voorbij. Na wat informatie over mij en het voertuig, gaan ze over tot actie.
“Dit voertuig nemen we in beslag voor een technische inspectie”.
Ik moet binnen vierentwintig uur mijn papieren op het politiebureau in Nijmegen laten zien.
Ze gooien het portier achter in de Daf en een agent rijdt ermee weg. De ander wil ook vertrekken.
Ik vraag: “Ja, en hoe kom ik nou thuis?”
“Moet je naar Wijchen?” vraagt hij. “Jazeker.”
“Dat is die kant op”, wijst hij en rijdt weg.
Daar sta ik op mijn sokken, geen jas, in de regen, maar wel mijn stokken.
Ik steek de weg over, waar huizen staan, met de bedoeling mijn moeder op te bellen of ze me wil ophalen. Bij het eerste huis gaat de deur open. Een omaatje kijkt me aan en dan naar de trommelstokjes.
“Mag ik misschien…” ik kan mijn zin niet afmaken, “maak dat je wegkomt”, zegt ze,
“of ik bel de politie”. Nou, ik heb voor die dag mijn portie politie al gehad.
Ik denk: “laat maar, alles wat ik nu zeg, maakt het alleen maar erger.”
Bij het volgende huis heb ik meer geluk. Ik mag bellen.
“Met Willems”, hoor ik mijn moeder zeggen.
“Hoi mam, met Henk.” “Hallo jongen.”
“Ik sta in Nijmegen. Kun je mij misschien ophalen?”
“waar is je vriendin?” vraagt ze. Zo noemt ze mijn Dafje, omdat ik grote wimpers en wenkbrauwen om de koplampen heb geschilderd.
“Die is in beslag genomen, mam”.
“In beslag! Oh en nu mag ik op mijn vrije zaterdag naar Nijmegen crossen?”
“Sorry mam. Oh ja, mam, wil je misschien mijn schoenen meebrengen?”
“Je schoenen? Ben je in de stad zonder schoenen? Jonge jonge Henk, word je nou nooit volwassen? Waar sta je?”
Ik leg het uit en hoor ze nog net zeggen tijdens het ophangen: “Waar heb ik dit allemaal aan te danken?”
In de middag, als ik weer van de schrik ben bekomen, rijd ik op mijn motor, een Ariel 500cc één cilinder naar het Nijmeegse politiebureau.
Ik laat mijn papieren zien en moet een papier tekenen, waarmee ik afstand doe van het wrak, in ruil voor een vrije aftocht. Dat wil zeggen: geen boete, alleen een waarschuwing voor gevaarlijk rijgedrag.
Op de terugweg, rijd ik over de Energieweg, daar is de ANAC garage, daar parkeert de politie in beslag genomen voertuigen. Er is ook een klein crossterreintje. Ik zie dat ze met mijn Dafje aan het crossen zijn. Ik herken mijn vriendin meteen, ze mist een deur en ze is inmiddels een koplamp kwijt.
Het lijkt alsof ze met haar grote wimpers nog een laatste keer naar mij knipoogt.