25-10-2020 Nieuwjaar
Het is oudejaarsavond 1969.
Oudejaarsavond was bij ons thuis nooit zo’n ding.
Vader interesseerde het helemaal niks. Hij ging het liefst gewoon om tien uur naar bed.
De TV stond aan, ik weet niet meer welke grappenmaker, meestal het Haagse humor, ons aan het lachen heeft proberen te maken.
Mijn vader heeft een hekel aan de TV, meestal gaat hij demonstratief met zijn rug naar het scherm zitten lezen.
Hij leeft zijn Wezelse leven en zijn motto is: ik heb schijt aan de hele wereld.
De opwinding van alle dag gaat aan hem voorbij.
Als een oud werkpaard staat hij vaak met één voet op de aanrecht.
Hij leunt op zijn knie, grote wolken rook uit zijn pijp, blaast hij de keuken in.
Hij mijmert duidelijk zichtbaar, waarover blijft altijd een geheim.
Terug naar de jaarwisseling.
Het is twaalf uur. We wensen elkaar het allerbeste, maar dat doen we sowieso.
Nieuwjaar is daar geen uitzondering op.
Ik heb genoeg van de betrekkelijkheid en zoek het feestgedruis op.
Met mijn motor blaas ik naar de Woezik.
Eerste stop is bij de familie Duffhues in de Heuvelstraat.
Gaat heen en vermenigvuldigt u, hebben ze daar met verve volbracht.
Elf kinderen. Ton is in zijn kamertje, een beetje los van de rest van het huis.
“Zullen we neijoar gon wensen?” Vraag ik hem.
“Ja leuk.”
De familie Tychon zijn de eerste in de rij.
We komen voor Peter, maar die is er niet.
Die zit braaf op de bank bij zijn schoonouders, bij de familie Kloosterman.
Francien, de dochter, is zijn liefje.
Op naar Kloosterman.
Handjes en kussen, proosten.
“Zullen we naar Harrie gaan?”
Hij is één januari jarig.
Harrie Gerritz Junior. Hij woont in het huis, waar voorheen Jan Kuipers de kapper woonde.
Hij is kunstschilder en zijn atelier heeft hij aan huis.
We worden met open armen ontvangen.
Er is al een man of twintig.
Het feest is in volle gang.
We vermaken ons met intellectueel gelul en platvloerse grappenmakerij.
De Rolling Stones schallen uit de speakers.
Sympathy fort he devil.
“Please allow me to introduce myself, I am a man of wealth and taste.”
Iedereen op de vloer.
Zestiger jaren danspartij.
Sommigen gracieus, anderen wild, anderen lijken te lijden onder stroomstoten.
Hapjes gaan rond, de whisky vloeit rijkelijk.
De enige drank die bezit van je hele lijf neemt.
Bier gaat alleen naar je buik.
Wijn stijgt naar je hoofd.
Whisky stroomt in je aderen door je hele lijf.
Het is inmiddels vijf uur.
De dansers hebben hun wilde, ongecontroleerde bewegingen verruild voor close geschuifel.
Cheek to Cheek.
Nog één keer wordt de boel wakker geschud.
Roxy music met Bryan Ferry.
“Love is the drug”.
Zoals altijd, ben ik één van de laatste.
Jenny, de vrouw van Harrie, laat me uit.
Ga je naar huis, Henk? Rijd voorzichtig, hè?
Nee Jenny, ik ga niet naar huis en ik rijd niet voorzichtig.
Met een halve liter whisky achter de kiezen, gaat dat ook niet.
“Ik ga naar mijn vriendinnetje in Groesbeek, die ik nog niet zolang ken.”
“Henk, het is vijf uur.”
“Ja, daarom moet ik opschieten. Dadelijk zijn ze al op.”
Ik ben niet echt gekleed voor de koude nieuwjaarsnacht.
Een helm heb ik ook niet, dat is nog niet verplicht.
Maar, zoals een uitspraak van mijn vader: “Wie oprecht bemint, kijkt niet naar weer of wind.”
Ik blaas naar Groesbeek. Geen kip op de weg.
De Heumenseweg met al zijn bochten.
Lekker plat er doorheen bij de binnenbochten, naar links, hopen op geen tegenliggers.
Door Heumen, de ophaalbrug is er nog.
Dan via Molenhoek door het bos naar Groesbeek.
Alles is donker, de straten kleuren rood van vuurwerk restanten.
Ik parkeer voor de deur, de motor scheef op de standaard.
Ze woont met haar moeder, die weduwe is, en haar oudere zus in een vrijstaand huisje.
Ik kan niet aanbellen, ben niet in de stemming voor boze moeder.
Dus ik ga steentjes tegen haar slaapkamerraam gooien.
Mijn handmotoriek heeft door de kou en whisky wat ingeboet, maar na een halve emmer grind gaat er een lampje branden.
Achter het raam verschijnt een grote krullenbol, net zo groot als die van mij.
Ze gebaart met de vinger voor haar mond dat ik stil moet zijn.
Ze maakt een vragend gebaar, zo van wat is er.
Ik wijs naar mezelf en dan naar boven.
Ze snapt het, nogmaals ssssst.
De voordeur gaat open en we sluipen de trap op.
Binnen twee minuten liggen we in haar kleine, warme bedje.
Mick Jagger dreunt nog na.
I am a man of wealth and taste.
Dit wordt een goed jaar.
Dat weet ik nu al.
In haar armen val ik in slaap.
Door wat gestommel word ik wakker.
Haar moeder staat midden in het kamertje.
Haar handen demonstratief in haar zij.
Mijn broek, met leeggelopen pijpen, schopt ze opzij.
Ik kan maar één ding doen.
Ik spring uit bed, in mijn ondergoed.
Ik kus haar op beide wangen.
“Gelukkig nieuwjaar, moeder van de kinderen” zeg ik.
Ze lacht.
“Zalig nieuwjaar Henk.”