1970
Ik draai de Ravensteinseweg op,
vanaf de Heerenstraat.
Op mijn nieuwe oude motor, een BMW R60.
Week eerder gekocht.
“Mam” zei ik, “er staat een BMW te koop”.
“Je hebt toch al een motor?”
Dat klopte, ik had een bijna antieke Engelse motorfiets, een prachtige Ariel 500cc een cilinder.
Mooie machine, maar met zoveel gebruiksaanwijzingen.
Hij gooide olie op je rug, kleine spettertjes.
Je kwam altijd als een gevlekte hyena aan.
Als het regende en hij sloeg af, duurde het een dag voor hij weer startte.
Onhandig als je je snel uit de voeten moest maken.
Niet dat dat vaak voorkwam, maar ik heb weleens voor een boze vader moeten vluchten.
Dus een andere motor moest er komen.
Zo’n mooie BMW, ik droomde ervan.
“Waar is dat?” vroeg ons mam.
“In Nijmegen” zei ik.
“Wil je meegaan? Als het iets is, koop ik hem gelijk.”
“Wat kost da ding en kunde nie beter dat andere kreng eerst verkopen?”
“Twaalfhonderd gulden, mam.”
“Twaalfhonderd?” vroeg ze verschrikt. “Heb je dat?”
“Nee, maar jij toch wel?” zei ik quasi grappig.
“Je bent ene lekkere.”
“Mam, dat leen ik. Ik betaal alles terug. Echt.”
“Hoeveel moet je hebben? Ik weet ook niet hoeveel ik in huis heb. Jonge, jij ok altijd met je fratsen.”
“Achthonderd gulden, mam.”
Twee uur later reed ik op mijn BMW naar huis.
“Thanks mam.”
Nu reed ik naar het ‘Open Huis’, een door de Wijchense hippie scene gekraakt huis op de Ravensteinseweg.
Het was het begin van het Wijchense hippie tijdperk.
De kraak werd min of meer getolereerd, maar stond bij de brave burgerij in een kwaad daglicht.
Drugs en vrije seks zouden er welig tieren.
Er zal best wel eens een jointje gerookt zijn en seks is van alle tijden.
Nu waren het de bebaarde hogepriesters uit de popmuziek die ‘make love not war’ verkondigden. We hadden al eens een bebaarde hippie uit vroeger tijden gehad met dezelfde boodschap ‘gaat heen en vermenigvuldig u’.
Muziek schalde rond het huisje.
In het verwaarloosde tuintje lagen jongeren op afgedankte bankstellen de wereld te verbeteren.
Volgend weekend zou het eerste grote popfestival van Nederland plaatsvinden in Kralingen. Willem Reichelt had twee bussen geregeld en bij hem kon je tickets kopen.
Die ging ik nu halen op mijn BMW.
Een week later vertrokken we vanaf het Open Huis richting Kralingen.
Gek genoeg heb ik aan het festival niet veel herinneringen.
Optredens van sommige bands.
De sfeer, oproepen van mensen die elkaar kwijt waren.
Uren bij de WC’s, vier gulden voor een bord nasi.
Ons Wijchens kampje. Met tentjes in een cirkel.
De eerste nacht zocht ik mijn tentje op.
Na het laatste concert.
Ik wilde naar binnen kruipen, maar er lagen al mensen.
“Uh, dit is mijn tent.”
“Oh sorry”, hoorde ik in het donker een vrouwenstem zeggen.
“Maar er is plaats genoeg voor drie”, dit keer een man.
Nou ja, dacht ik, wat maakt het?
Ik kroop in mijn slaapzak.
De bassen dreunden nog in mijn hoofd.
Ik dommelde in.
Ik werd wakker toen er een arm om me heen werd geslagen en een grote bos haar op mijn gezicht viel.
Ik kuchte.
Ze schrok, in haar slaap had ze zich vergist.
Vlug draaide ze zich om.
De volgende morgen, ik was er al uit, kwam het stelletje uit de tent gekropen.
Ze keek rond tot ze me zag, ik knipoogde. Zij ook.
Heb haar daarna nog een paarkeer gezien.
We knipoogden dan, oh ja, dat was jij.
Op maandag gingen we terug naar Wijchen.
Het Open Huis had een metamorfose ondergaan.
Alle ramen waren dicht gespijkerd.
Binnen was alles kort en klein geslagen.
De gemeente had gebruik gemaakt van onze afwezigheid en het huisje onbruikbaar gemaakt.
Het nieuwsgaring had zich drie dagen tegoed gedaan over ‘Kralingen’.
Zoals altijd de excessen, jongeren op brancards met teveel drank of drugs.
Op zondagochtend had een grote groep jonge mensen naakt gezwommen in de Kralingse plas, cameramensen stonden urenlang likkebaardend te filmen.
Heel Nederland smulde ervan.
Ook mijn moeder had van het Kralingse sodom en gomorra gehoord.
Na thuiskomst moest ik bij haar komen.
Ze had twee vragen.
“Heb je drugs gebruikt?” “Nee mam.”
“Heb je naakt gezwommen? “Nee mam.”
Toen was het goed.