15-09-2020 Kerstviering
Het is maandagmorgen negen uur, het aller slechtste moment van de werkweek.
Ik werk een half jaartje bij Jolema.
Zoals een koekoeksjong zijn nest alleen wil, zijn de twee klokkenmakers, links en rechts naast mij, ook wonderbaarlijk snel na mijn start over de rand gekukeld.
Op mijn afdeling zijn we nog met twee.
Een weekend achter de rug met weinig slaap, veel bier en schik.
Baas Joop, ik zal zijn naam niet noemen, ik heb de laatste paar dagen genoeg gezeik gehad, met name met namen. Huh.
Hij had zich, Joop dus de directeur, een door gebrek aan gewicht omhoog gevallen baas, deze dag ook in een witte stofjas gehesen.
Hij had een mooie 18e eeuwse Empire pendule in zijn hand.
“Een klok”, zo meldde hij, “van zijn lievelingstante”. Die ging hij persoonlijk in orde maken.
Met veel theater werd de klok en het uurwerk gedemonteerd. Alles mooi gesorteerd in bakjes. Ik zal jullie de techniek van het ambacht besparen.
Maar je begrijpt, de boel moet ook weer in elkaar.
Ik had gezien dat alle raderen vijf spaken hadden. Uitzonderlijk; meestal drie of vier.
Op een onbewaakt moment heb ik een uit de rommelbak opgevist vijfspakig rad bij zijn onderdelen gelegd.
Voortvarend begon hij met de montage. Zo klaar. Hé, daar ligt nog een tandrad.
Moses kriebel. Opnieuw beginnen. Hoe heeft dat nou gezeten?
De hele fabriek was op de hoogte. Ik heb hem maar uit zijn lijden verlost.
Kerst nadert en in de grote magazijnhal wordt een aparte ruimte voor de kerstviering gecreëerd, met golfkarton en spuitbussen nepsneeuw. Echt stijlvol, doch smakeloos.
De laatste middag voor kerst. Lichten uit, kaarsen aan. Koffie, glühwein en kerststol.
Traditioneel moest de laatst aangestelde het kerstverhaal voorlezen. Ik dus.
Er was een geluidsinstallatie met microfoon. Joop was hobby opera zanger en zong
Martha van de componist Flotow, prachtig, maar niet echt besteed.
We hadden veel muzikanten bij het personeel, drie violisten en tuba, met heilige nacht.
Iedereen blij, het officiële gedeelte was voorbij. Drank op tafel.
Na een half uur sloeg de stemming om, de hiërarchie verdween.
De stemmige kerstmuziek werd veranderd in Corry en de Rekels, “huilen is voor jou te laat”.
Iemand had jenever gevonden. De keurige huisvaders en huismoeders sprongen uit de band.
Een klein groepje verliet het pand, ze zagen de bui al hangen.
De die hards, waaronder ik, bleven. Ik wilde het wonder van de degeneratie aanschouwen.
Spontane affaires ontstonden, tussen het golfkarton.
Bij anderen werd er onder de tafel aan elkaars spullen gezeten.
Omarmd werden er verschrikkelijk valse liedjes gezongen.
“Hup zei Mesineke, daar gaat ie weer.”
Omdat het een klokkenfabriek was, hoorde je steeds overal klokken slaan, wat de bizarre kerstsfeer wel ten goede kwam.
Joop vond het welletjes.
De verlichting ging aan, tussen de kerstklokken kwam men tot bezinning.
De kleding werd snel gefatsoeneerd, de veren geschud, zoals bij een kip als de haan zijn werk heeft gedaan.
Bij de uitgang kregen we een hand en een kerstpakket.
Fraai verpakte Sligro spullen in houtwol.
Een enkeling kon zich niet bedwingen en scheurde op de parkeerplaats de doos al open en deed zich tegoed aan de inhoud.
Vrolijke feestdagen.
Na de kerstvakantie nog een stille getuige op de parkeerplaats.
In de heg een blik luxe kalfsragout.
Als ik straks vragen krijg van, is dit allemaal wel echt gebeurd?
Volgens mij wel, maar ik weet het ook niet meer helemaal zeker.
Jenever, koppig spul wa?