20-04-2021 Kortekaas
We hebben een nieuwe leerkracht op school.
Ik ga voor de tweede keer naar de vierde klas.
Jenneskens is vertrokken.
In zijn plaats komt een jonge, nieuwe leerkracht: Huub Kortekaas.
Hij is 26 jaar, denk ik.
Hij kwam uit Hoek van Holland, als ik het me goed herinner.
Een jonge, ambitieuze kunstenaar in spé.
Maar, nu nog voor de klas, op ons dorpsschooltje, waar de tijd stil heeft gestaan.
De naoorlogse, katholieke mores vierde nog hoogtij,
maar het zinderde aan de horizon.
Wasmachine, telefoon en televisie doen hun intrede.
Auto’s verschijnen in het straatbeeld.
De vrije zaterdag wordt ingevoerd.
Tot nu toe speelde alles in huis zich af in het midden van de woonkamer,
onder de lamp rond de tafel.
Nu ineens is alles afgestemd naar de hoek van de kamer,
waar de hele wereld via een trillend zwart-wit televisiescherm zich aan ons opdringt.
Kennedy wordt president van Amerika.
De koude oorlog.
Zelfs in Wezel klonk ‘vraag niet wat het land voor u kan doen,
maar wat u voor het land kunt doen’.
Ik zat een week bij hem in de klas.
De rekenopdrachten zijn hetzelfde als bij Jenneskens.
Eindeloze rijen vermenigvuldigen.
Vier cijfers maal vier cijfers.
Ik maakte de eerste goed, om te laten zien dat ik wist hoe het moest.
De rest vulde ik maar wat in.
De bel rinkelde, de school was uit.
“Henk, blijf jij even zitten?” vroeg meneer Kortekaas.
De klas liep leeg.
“Kom eens hier”, zei hij, zittend aan zijn tafel.
“Wat is dit?” vroeg hij bars, wijzend naar mijn rekenwerk.
“Weet je hoe het gaat?” vroeg hij.
“Jawel”, zei ik een beetje beschaamd.
Hij schreef vier cijfers op het bord en nog vier eronder.
“Nou, laat maar zien”, zei hij.
Ik begon. “Hardop!” klonk het.
“Ik wil horen wat je doet.”
Drie keer zes is achttien, acht opschrijven, één onthouden enz. enz.
“Nou, je weet hoe het moet. Ga maar aan mijn tafel zitten.
Maak alles nu opnieuw. Als alles goed is, mag je naar huis.”
De school was stil, geen schreeuwende kinderstemmen.
Ik begon aan het werk.
Na een half uur was ik klaar, maar geen Kortekaas.
Ik wachtte en wachtte.
Er lag een wit tafelkleedje op zijn tafel, met gekleurde figuurtjes bedrukt.
Uit verveling, begon ik er een huisje op te tekenen.
Een kerktoren erachter.
De deur vloog open.
Kortekaas in the house.
Hij ging naast me zitten en controleerde mijn werk.
Plotseling werd hij afgeleid door mijn tekening.
“Wat is dat nou?” vroeg hij, nogal kwaad.
“Potverdorie, je gaat toch niet op mijn tafelkleed kliederen? Wat is dit?”
“Een huisje, meneer.”
Je hebt mijn kleed verknoeid en ik houd helemaal niet van spitse vormen.
Hij pakte mijn schrift en tekende er prachtige ronde tastvormen op.
Natuurlijke, ronde vormen.
“Kijk, als je dat nou getekend had” zei hij lachend.
Ronde vormen, daar houd ik van.
De grote, ronde, natuurlijke vormen, zouden het thema van zijn kunst worden.
Overal in het Maas en Waalse landschap, kom je zijn beelden tegen.
De volgende ochtend fietsten we naar school.
De Wezelsedijk af en dan de Woeziksestraat op.
In de verte, kwam een hogere macht aanslingeren.
Pastoor Van Gaal op een damesfiets.
Zijn donkerbruine pij wapperde in de wind.
Eén hand had hij op zijn hart, onder zijn grote bruine pij.
Jezus, het vlees geworden stukske mik, tussen zijn handpalm en zijn hart.
Hij slingerde, omdat hij maar één hand aan het stuur had.
Hij leek wel dronken.
“Op de knieën, Wezelaren” bulderde hij.
We stapten van de fiets en zakten op één knie,
met één hand hielden we de fiets in evenwicht.
Hij fietste voorbij en gunde ons geen blik waardig.
Een volwassen man, die kinderen sommeert om voor hem te knielen.
De pastoor, plaatsvervanger van Jezus op aarde.
We stapten op en fietsten verder.
Rechts naast me, kwam een jongen fietsen, die bij me in de klas zat.
Om misverstanden te voorkomen, noem ik hem maar Bertje van Tuil.
niet zijn echte naam.
We praatten onder het fietsen en het onderwerp kwam op mijn broer Jan.
Hij heeft een geestelijke beperking.
“Ach, jullie Jan”, zei Bertje, “die kan niks, die is nie wijs.”
Een gevoel van woede overviel me.
Ik zette mijn voet op zijn bagagedrager, waardoor hij zijn evenwicht verloor
en naast de weg, in de sloot, belandde.
Zo. Dat zal je leren!
Tijdens de middagpauze, ik was het voorval al vergeten,
en fietste naar huis, de Wezelsedijk op, voorbij Jo Driessen.
Bij hun uitrit stond een gigantisch grote notenboom.
Op het moment dat ik die passeerde, sprong Bertje er achteruit
en mepte mij met een stok op mijn rug.
Ik zette de pas erin en gelukkig kon hij niet bijbenen,
maar ik was verschrikkelijk beledigd en zinde op wraak.
Na de maaltijd, ging ik op zoek naar een stok.
We hadden nie veul thuis, maar aan stokken geen gebrek.
Een wilgenteen van één meter lang werd mijn wapen.
Met de stok in de hand en mezelf opnaaiend, fietste ik naar school.
Ik pleurde mijn fiets tegen het hek en ging op zoek naar Bertje.
Hij stond onder het afdak, bij de lerarenstalling, die overigens ook voor fietsen was.
Ik stoof recht op mijn doel af, mijn stok hoog geheven in de aanslag.
De meute verstomde.
Bij hem aangekomen, wilde ik hem een mep verkopen,
maar het leek of de hand van God mij behoedde.
De stok zat vast.
Ik draaide me om.
De hand van God bleek de hand van Huub Kortekaas te zijn.
Hij rukte de stok uit mijn hand.
“Naar binnen jij” brieste hij.
Hij greep me bij mijn nek en duwde me zijn lokaal in.
Daar mocht ik uitleggen waar mijn agressie vandaan kwam.
Bertje werd erbij gehaald en, onder dwang, moesten we het goedmaken.
Schoorvoetend, omlaag kijkend, met rood aangelopen hoofden,
gaven we elkaar de hand.
“Sorry Bertje.”
Bij Huub kregen we ook voor het eerst handenarbeid.
Huub had een geschiedenisles gegeven over de Batavieren,
die op uitgeholde boomstammen de rivier afzakten en zich hier vestigden.
Een wonderlijke samenleving.
De vrouwen zorgden voor de kinderen en werkten op het land.
De mannen jaagden, dobbelden en dronken bier.
Kijk, dat waren nog eens tijden.
Bij de handarbeidles kregen we de opdracht om een klei tablet over de Batavieren te maken.
Ik zag het gelijk voor me.
een uitgeholde boom, voorin een wild peddelende, harige barbaar
en achter hem zijn vrouw en een meute kinderen.
Ik was de Woezik gewend he?
De uitvoering was niet helemaal wat ik me er van voorgesteld had,
maar was wel trots op mijn werkstuk.
Ik was de enige, bij wie je goed kon zien wie wat was.
De grote baard bij de man.
“En wat is dat?” vroeg Huub, terwijl hij naar de vrouw wees.
“Tieten”, zei ik een beetje beschaamd.
“Borsten bedoel je denk ik” zei hij.
“Mooi gedaan Henk.”
Ronde vormen, daar hield hij van hè !!!