24-05-2021 Batenburg
Het is 1971.
Op een dag sla ik de krant open en lees over een bijzonder fenomeen in Batenburg.
Bij een boerderij aan de dijk, zijn om twaalf uur midden in de nacht dwaallichten waargenomen.
Ik had gelijk visioenen, wilde wijven die om middernacht duivelse riten uitvoerden.
In witte waden gehuld, door flakkerende geheimzinnige lichten zichtbaar.
Hekserij, levende doden, verschijningen en klopgeesten.
Al eeuwen een geheimzinnig fenomeen.
Levende doden, dode levenden waren er zat toch.
Toen ik verder las dat deze occulte verschijnselen waren waargenomen
door een uit Amerika terug gekeerde psycholoog die nu een kroeg had.
De kroeg was in een oude boerderij aan de Maasdijk.
De tand des tijds had het bouwwerk aangetast.
Het dakspant drukte de muren naar buiten,
rondom werden de verschrikkelijk scheve muren met dikke, schuine palen gestut.
Als je door de lage deur naar binnen trad, kwam je in een andere wereld.
De boel was schaars verlicht.
De lucht en walm van petroleum lampen kwam je tegemoet.
Tientallen heilige beelden stonden overal opgesteld.
De hele ruimte is volgestouwd met curiosa en religieuze prullaria.
Een primitieve bar.
Achter de bar de imposante barkeeper en eigenaar Willem Jochems.
Een grote, vlassige, geelwitte baard en dezelfde kleur haren,
met een staart op zijn rug.
Altijd een beetje flodderig gekleed.
Hij past precies in het door hemzelf gecreëerd decor.
Zijn vrouw Helena, daarentegen, is een echt dametje.
Altijd keurig opgemaakt en chique gekleed.
Hun dochter Julia, een meisje waar iedere jongen verliefd op werd.
Maar, zoals altijd, velen voelen zich geroepen, doch weinig zijn uitverkoren.
Een soort Batenburgse Blondy.
Als je stiekum in hun woonkamer keek, zag je een wonderlijk tafereel.
Een krijsende papegaai, een groot bed in het midden van de kamer.
Alles hing en stond vol.
Jochems zelf was vooral een mens met bovennatuurlijke gaves.
Hij was helderziend en bijziend. Hij droeg in ieder geval een bril.
Hij kon op afstand zien of je een lekkende aura had.
Als je met een vriendin binnen kwam, keek hij je beiden
een tijdje indringend en zwijgzaam aan.
Ja hoor, hij voorspelde je een gouden toekomst, altijd,
ook al kwam je met ruzie binnen.
Op zondagavond trok een groep van wisselende samenstelling naar Jochems.
Ouwehoeren en filosoferen aan de bar.
Jochems vertelde graag over zijn paranormale gave.
De fantastische resultaten, die hij in Amerika had behaald.
Trots haalde hij een boek tevoorschijn, waar hij expliciet als paragnost werd vermeld.
Maar, voor je kon zien wat er stond, sloeg hij het boek weer dicht.
Telekinese was ook een van zijn gaves, voorwerpen op afstand laten bewegen.
Horloges begonnen spontaan weer te lopen, als hij zijn krachten aanwendde.
Zijn klok liet hij toch maar door mij repareren.
Er hing een zeldzame sfeer in zijn tempel.
Als Jochems je, over zijn bril kijkend gade sloeg,
kon je nooit bedenken wat er door hem heen ging.
Soms, heel soms, dacht ik: “Hij heeft de mensheid door”,
maar als ik dan op de hoek van de tap een lege jenever fles op de kop zag staan,
om de laatste druppels gecondenseerde drank op te vangen, wist ik:
“Nee, hoor, een gewone sterveling, net als ik.”
Kleine schaaltjes zoute pinda’s op de bar.
De schaarse verlichting door de flakkerende olielampen.
Een paar zonderlingen als vaste stamgasten.
Een groep hippies uit de Woezik en Wijchen.
De flipperkast in de hoek.
Extra effect geven door tegen de kast te stoten,
en voorkomen dat hij ‘op tilt’ sloeg.
Achter de flipperkast, heb ik mijn prinses ontmoet
en Jochems zag het gelijk dat het goed was.
Onze aura’s matchten.
De oude occulte wichelaar zag het.
Het klopte, we zijn vijfenveertig jaar samen.
Niet de flipperkast sloeg op tilt, maar mijn hart.
Voor mijn Prinses.