Voorbij Zus van Ewijk, op de hoek de draaimolen.
De botsauto’s, nonchalant met één hand sturen. De automatiek bij Jan van Dorst. De bokstent, waar dronken macho’s zich lieten meppen. Ilonka, het meisje zonder hoofd. Vrouwe Volta, die gloeilampen in haar mond liet ontbranden, een TL-buis in haar oksel. Wie weet waar ze nog meer toe in staat was. Iemand mocht met een spanningzoeker de echtheid van de stroom controleren, met een schok als gevolg.
Een man op een achterklep van een vrachtauto verkoopt druiven. Grote papieren zak in zijn hand. Die erbij, die erbij, net zolang tot er een kop boven op de zak zit, “wie?” roept hij. Wel twintig handen in de lucht.
Naar de bootjes, grote gondels schommelen heen en weer. Stoere jongens laten hun meisjes in petticoats vliegen. De grote blonde getoupeerde bossen haar van de kermis nimfen.Bossen paling, met een reepje papier in het midden bij elkaar gehouden. Niemand had ooit van gifstoffen en overbevissing gehoord.
De dikste vrouw ter wereld, een monstrueus schepsel, misschien wel vierhonderd kilo. Als mijn vader een onaantrekkelijke vrouw zag, zei hij: “got ur mar oan”. Dat dacht ik bij die vrouw ook.
De vliegtuigjes, met z’n tweeën erin, met de knuppel omhoog en omlaag.
De rups, proberen de pluim te pakken voor een gratis ritje. De sirene gaat, een doek draait over de draaiende rups, gauw in het donker een zoen ontfutselen.
De schiettent, een foto met een geweer in de hand, verbaasd kijkende omstanders, die schrikken van de flits. Naar de bulldozers, munten voor een oneindige op en neer gaande schuif gooien.
De kraam waar ze enveloppes verkopen. Een soort loterij, met als hoofdprijs uitzoeken in de hele tent. De opgemaakte dame, die bij de kraam hoorde, werd door dronken mannen aangewezen. “Doe die maar als prijs”, ze blikte of bloosde niet.
Een klein Chineesje verkocht vers gebrande suikerpinda’s, heerlijk vond ik ze.
Dan naar de danstent, als je geluk had zag je een aangeschoten bekende, waar je geld van kreeg.
Het bonte spektakel, drie dagen lang een totaal andere wereld dan de dagelijkse Wezelse stilte, waar het geluid van de samenleving ver weg was.
Altijd op de achtergrond, de kleine leefwereld, waar de bombastische razernij van de wereld aan voorbij ging. Af en toe Hilterman, die wist hoe het zat. Het belangrijkste nieuws waren de weerberichten en de marktprijzen van landbouwproducten.
De laatste gulden brandde in mijn zak, de hijskraantjes. Horloges en wekker. Een kast uitzoeken met de meest voordelige opstelling. Zover mogelijk over de kast hangen dat je de afstanden goed kon inschatten. Twee keer bijna een horloge, één keer niks. Mijn allerlaatste kwartje. De wekker bleef hangen en viel in het bakje. Een glorieus gevoel overspoelde me. Trots als ik weet niet wat naar huis.
Twee weken piepers geraapt om toegang te krijgen naar een wereld van herrie en gekleurde lampjes. Naar Ilonka en vrouwe Volta.
Met een wekker naar huis.
Een kinderhand is gauw......
Opmerking plaatsenDelen