19-11-2020 Kat
Het is rond 1985, denk ik.
Ik woon, met mijn prinses, al een paar jaar in Malden.
We hebben een oud huisje, in het centrum van het dorp.
Op een avond loop ik naar de Rabobank.
Pinautomaten zijn er nog niet.
Op vrijdagavond zijn ze tot acht uur geopend.
Er is een soort snelkas.
De Rabopas is een hard, plastic kaartje.
De gegevens van de houder zijn er een beetje doorheen gedrukt, als een soort reliëf.
De bedoeling is dat je het kaartje in een apparaat legt,
een voorgedrukt formuliertje eroverheen, een handel overhalen.
En hoppa, klaar.
Met het formulier naar de kas en je krijgt je geld.
Voor mij staat een meisje te klungelen met het apparaat.
Het apparaat staat op een soort schap aan de wand.
Ze heeft een zwarte kat, in een tuigje, die zit naast haar op het schapje.
Gentleman als ik ben, help ik haar et het onwillige apparaat.
Het lukt; zij blij, ik mijn goede daad.
Ze pakt haar kat en gaat naar de kas.
Even later sta ik voor de kas.
Er zit een meisje, met keurig een naamplaatje op haar borst.
C. van der Beurten, staat haar.
Ik vraag lachend of ze naar naam ook eer aandoet.
Zij is duidelijk niet onder de indruk van grappen.
Een paar dagen later ben ik bij Albert Heijn.
Ik sta in de rij voor de kassa.
Als ik aan de beurt ben, zie ik dat het meisje, wat ik bij de Rabo geholpen heb,
achter de kassa zit.
Vriendelijk vraag ik aan haar hoe het met haar poes is.
Ze kijkt me heel smerig aan.
Oeps, ze is het niet.